Jacob Hendrik graaf van Rechteren van Appeltern

Jacob Hendrik graaf van Rechteren van Appeltern       1787 – 1845

Jacob Hendrik graaf van Rechteren: in de voetsporen van zijn grootvader 1844

Jacob Hendrik, graaf van Rechteren, heer van Appeltern is een kleinzoon van Joan Derk van der Capellen. De kern van de ideeën van zijn grootvader, over het belang van een democratische regering, heeft ook bij hem post gevat.

Er zijn meerdere graven van Rechteren geweest in Appeltern. De eerste was Rudolph Christiaan Graaf van Rechteren, de man van Anna Elisabeth van der Capellen, de dochter van Joan Derk van der Capellen. Hun zoon Jacob Hendrik van Rechteren, is geboren op 27 november 1787 in het huis te Appeltern.

Jacob Hendrik graaf van Rechteren (Appeltern 1787 – 1844) werd geboren in een moeilijke tijd voor het Land van Maas en Waal. In 1781 was het gehele gebied tot aan Bergharen overstroomd, en in 1784 gebeurde dat weer. De overstroming van 1799, die Johan Hendrik als kind meemaakte was nog erger en hetzelfde gold voor de overstromingen van 1805 en 1809. Jacob Hendrik werd al op jeugdige leeftijd Heemraad (bestuurder van het waterschap) en kort daarna dijkgraaf van Maas en Waal, een verantwoordelijkheid die zwaar op hem drukte. Hij heeft zich onvermoeibaar ingespannen voor de verbetering van de waterhuishouding en de versterking van de dijken in Maas en Waal. Hij ontwikkelde zeer radicale ideeën op dat terrein. Twee eeuwen geleden kwam hij al tot het inzicht dat hoe hoger de dijken, hoe groter de ramp als ze doorbreken. Een inzicht dat na de hoogwaters van 1994 en 1995 uitgewerkt is in het beleid ‘ruimte voor de rivier’. Die ruimte voor de rivier is ook wat Jacob Hendrik voorstelde, alleen veel rigoureuzer dan het beleid van nu. Hij schreef een boek waarin hij voorstelde álle dijken af te graven en de rivier vrij spel te geven in Maas en Waal. Vanzelf zouden dan de inwoners huizen en boerderijen op terpen gaan bouwen. Een dergelijke aanpak had in zijn ogen talloze voordelen, zoals grote kostenbesparingen, omdat er geen dijken meer zouden zijn die onderhouden moeten worden. Verder kan de rivier jaarlijks slib afzetten, waardoor de vruchtbaarheid van het land elk jaar hersteld wordt. Dat jaarlijkse laagje slib zorgt ook voor een geleidelijke ophoging van het land waardoor het overstromingsrisico steeds verder afneemt. Hoezeer hij ook gelijk had, hij was zijn tijd te ver vooruit. Voor de meeste mensen was zijn voorstel te radicaal en te avontuurlijk, niet in de laatste plaats voor het waterschap dat immers goeddeels overbodig zou worden. Van zijn plannen is dan ook niets terecht gekomen.

Jacob Hendrik van Rechteren heeft ook in de Nederlandse politiek een belangrijke rol gespeeld. Aanvankelijk maakte hij carrière in het landsbestuur als Gouverneur van Overijssel. In 1840 weigerde hij zich weg te laten promoveren naar Friesland. Kort daarna werd hij lid van de Tweede Kamer voor de liberalen. Daar speelde hij een belangrijke rol als een van de ‘Negenmannen’. Dit waren medestanders van Thorbecke die voorstander waren van rechtstreekse verkiezingen (en niet getrapt via kiesmannen zoals toen nog gebruikelijk was) en van het leggen van het recht van begroting en van amendement bij de Tweede Kamer. Daardoor zou de macht en de invloed van de Tweede Kamer aanzienlijk toenemen ten koste van de macht van de Koning, in die tijd Willem II. Jacob van Rechteren trad als democraat dus in de voetsporen van zijn illustere grootvader.

Op 10 december 1844 dienden de ‘Negenmannen’ een voorstel in tot wijziging van de Grondwet om onder meer rechtstreekse verkiezingen in te voeren. De Tweede Kamer besloot op 31 mei 1845 met 34 tegen 21 stemmen het voorstel niet verder in behandeling te nemen. De conservatieve Kamermeerderheid zag er geen noodzaak toe, en vond bovendien dat het initiatief tot herziening van de Grondwet van de Koning moest uitgaan.

Willem II weigerde aanvankelijk ook om in te gaan op de voorstellen van de ‘Negenmannen’: ‘Dit voorstel nooit, al ware het schavot ernaast!’. Maar in 1848, gaf hij toe en werd volgens eigen zeggen ‘in één nacht liberaal’. De gangbare verklaring voor deze ommezwaai is dat hij geschrokken was van de revoluties die in Europa tal van koningshuizen ten val brachten. Sinds kort weten we dat hij gechanteerd werd met zijn liefdesleven, met name met zijn ‘herenliefdes’ die in die preutse tijd volledig ondenkbaar waren. Wat zijn motief ook was, Willem II stemde in met de grondwetsvoorstellen van Thorbecke, die sindsdien de grondslag vormen voor ons staatsbestel.