Het Democratisch Manifest

Het Democratisch Manifest Na de unieke verspreiding van het Democratisch Manifest, vanuit geblindeerde koetsen overal in het land in pakketten op straat gegooid, in de nacht van 26 september 1781 was dit vlugschrift meteen het gesprek van de dag. Een van de medepatriotten van Joan Derk, Pieter Vreede, herinnert zich bijna vijftig jaar later als hoogbejaarde nog de indruk die het manifest maakte: ‘Er werd in de stilte der nacht allerwegen in steden en dorpen een boekje gestrooit (…). Ontzettend was de indruk, die deze verrassing baarde (…). Geheel Nederland ontwaarde met schrik en verontwaardiging dat in Nederland geen wettig bestuur bestond (…).’ .

manifest

Het Democratisch Manifest is niet in de eerste plaats een manifest waarin de democratische beginselen worden uiteengezet. Het is vooral een scheldschrift tegen de Oranjes, van de Vader des Vaderlands, Willem de Zwijger tot aan Stadhouder Willem V. Geen van hen heeft gedeugd zoals Joan Derk wijdlopig betoogt. Alle Oranjes vanaf Willem de Zwijger worden een voor een tegen het licht gehouden, gewogen en te licht bevonden, soms op grond van twijfelachtige bewijsvoering waarin alleen de schurkenstreken breed worden uitgemeten en de verdiensten, nauwelijks aan bod komen. Een voorbeeld daarvan is zijn conclusie over prins Maurits, de zoon en opvolger van Willem de Zwijger: ‘Vol wanhoop en wroeging gaf hij (Maurits) in 1625 de geest. Hij was een man van zeer slechte zeden, een wreedaard, een vals mens en een overmatig geile boef, die jacht maakte op elke schone vrouw – of ze nu maagd, getrouwd of weduwe was – om haar tot zijn boze lusten te verlokken. Op deze wijze liet hij dan ook verscheidene onechte kinderen na’’.

In het begin van het Manifest kijkt Joan Derk terug op ons heldhaftig en vrij verleden: ‘Van deze vroegste tijden af zijn deze landen bewoond geweest door dappere en vrije volken. De Batavieren zijn de oudste waarover men inlichtingen heeft. Zij voelden de waarde van de vrijheid en kenden het juiste en enige middel om die vrijheid te bewaren. Zij lieten zich daarom niet regeren door lieden die zichzelf verkozen of door een ander – naar zijn goedvinden- gekozen werden; die bijgevolg niet van hen afhingen, die hun geen rekenschap verschuldigd waren en waar zij, als ze niet goed regeerden geen macht over hadden; neen zij hielden het heft zelf in handen. De voornaamste zaken van hun land deden ze zelf af in hun algemene vergaderingen, waar het gehele volk gewapend bijeenkwam en elke Batavier evenveel te zeggen had’. Hier verwoordt hij een van de kernwaarden van de democratie; die van vrije mensen die zelf over hun rechten beslissen en die zichzelf en hun land kunnen verdedigen als het erop aan komt.

Hij pakt dat thema op in de oproep: ‘O, landgenoten! Nog eens, wapent U allen tezamen, en draagt zorg voor de zaken van het hele land. Het land behoort aan U allen met elkaar, en niet aan de Prins met zijn groten alleen, die U, die ons allen, die Neerlands hele volk, de afstammelingen der vrije Batavieren beschouwen en behandelen als hun erfelijk eigendom, als hun ossen en schapen, welke zij naar hun goeddunken of scheren of slachten kunnen en mogen. Het volk dat in een land woont, de ingezetenen, de burgers en boeren, armen en rijken, groten en kleinen- allen bijeen- zijn de ware eigenaren, de heren en meesters van het land en kunnen zeggen hoe zij het hebben willen, hoe en door wie zij geregeerd willen worden’. Hier werkt hij het begrip volkssoevereiniteit uit, en geeft aan dat allen tot het volk behoren, burgers en boeren, rijk en arm. Iedereen heeft zeggenschap over zijn lot en dat van zijn land.

Dat thema van gelijkheid van mensen benadrukt hij nog een keer met kracht: ‘Nog eens. Alle mensen zijn vrij geboren. De een heeft van nature over de ander niets te zeggen. De ene mens is wel wat verstandiger van geest of wat sterker van lichaam of wat rijker dan de ander; doch dat geeft hun, die verstandiger, sterker of rijker zijn, niet het minste recht om over de minder verstandigen, minder sterken, minder rijken te heersen. God, ons aller Vader, heeft de mensen geschapen om gelukkig te worden en aan alle mensen- niemand uitgezonderd- de verplichting opgelegd, om elkaar zoveel mogelijk gelukkig te maken’.

Joan Derk beseft dat een op democratische leest geschoeide staat vele praktische gevolgen heeft, al was het maar voor de kwaliteit van bestuurders, overheidsdiensten en ambtenaren; ‘In landen waar het volk zijn eigen regenten en ambtenaren kiest – zoals nog in enige republieken van Zwitserland , maar in volle omvang in de dertien Verenigde Staten van Noord Amerika gebeurt – is ieder die enig fortuin of baantje zoekt, genoodzaakt zich goed en deugdzaam te gedragen, beleefd, vriendelijk en gedienstig te zijn tegenover zijn medeburgers, en vooral zich voorstander te tonen van ’s lands vrijheid en welvaart’.

Vanwege de vervolging waaraan de patriotten bloot stonden, moest uiteraard de naam van de auteur van het Democratisch Manifest geheim blijven. Pas veel later is ontdekt dat Joan Derk van der Capellen de schrijver was. Des te opvallender is het dat hij zijn eigen naam een flink aantal malen vermeld. Zoals in verwijzingen naar zijn eerdere publicaties over de rechten van burgers: Wilt ge over dit gewichtige onderwerp meer weten, lees dan de geschriften door Baron van der Capellen tot den Pol van tijd tot tijd uitgegeven… Of in verwijzingen naar zijn eerdere uitspraken: Door de bovengenoemde Baron van der Capellen tot den Pol zeer juist een gedrocht of monster genoemd. Of door zichzelf als voorbeeld van vervolging door de Stadhouder aan te halen: Wie er zich tegen verzet wordt aan het hof met zwart krijt aangetekend, zoals niemand meer heeft ondervonden dan de heer van der Capellen tot den Pol. En Hoe gaarne zou onze Willem (V) die Baron toen reeds hebben weggewerkt! Een zekere ijdelheid was Joan Derk dus niet vreemd.

Het Democratisch Manifest verscheen in 1781, toen democratie nog nergens bestond, en nog een utopisch toekomstbeeld was. Pas in de Amerikaanse revolutie die toen gaande was, werden de democratische waarden en beginselen voor het eerst vertaald in een grondwet en in de inrichting van een staat. Het Democratisch Manifest verscheen bijna tien jaar vóór de Franse revolutie, de eerste poging in Europa om te komen tot een democratische staatsinrichting. Joan Derk van der Capellen kan dan ook met recht een van de pioniers van de democratie genoemd worden.